Celinspectie

 Regelmatig werden de cellen door de bewaarders geïnspecteerd. Van de huismeester of hoofdbewaarder kreeg je een inspectielijst met celnummers die geïnspecteerd moesten worden. Als er een gedetineerde in de te inspecteren cel nog aanwezig was, dan moest hij tijdelijk in een lege cel plaats nemen en daar blijven wachten tot zijn cel geïnspecteerd was.

Er was min of meer een volgorde in de uitvoering van de inspectie. Je begon met alle spullen na te kijken die tegen een bepaalde wand hingen of stonden. Stond er bijvoorbeeld een kast tegen de wand, dan werd de kast en de inhoud, potje voor potje, kledingstuk voor kledingstuk gecontroleerd. Ook enveloppen en mapjes werden goed doorzocht. Aan vloeistoffen werd geroken en met een potlood door suikerpotjes geroerd. Betreffende de vloeistoffen: Gedetineerden maakten hun eigen alcohol door middel van gisting van fruit en suiker.  Tijdens de inspectie moest je wel alert blijven. Het kwam voor dat gedetineerden (en vooral de gedetineerden die al vaker onze gast waren geweest) stukjes van scheermesjes op een plaats legden, zodanig dat je als je die plaats inspecteerde met je vingertoppen, je vingers open kon halen. Zo werden alle wanden geïnspecteerd en wist je zeker alles gehad te hebben.

Uit ervaring wisten we wat de geliefde verstopplaatsen waren in de cel. Bijvoorbeeld het schuimrubberen matras, daar werd door de gedetineerde met een scheermesje een sneetje in gemaakt en daar werden dan spullen in verstopt. Het gebeurde ook wel dat de gedetineerde een bepaald lichaamsdeel in dat sneetje stopte, om redenen die je zelf wel kunt verzinnen en waar ik maar niet verder op in ga.

Als de celinspectie klaar was en dit duurde in het algemeen een uur (dit naar gelang het aantal spullen wat in de cel aanwezig was), werd de gedetineerde teruggeplaatst in zijn cel nadat hij was gefouilleerd. Als er verboden zaken waren aangetroffen werd dit aan de gedetineerde medegedeeld en in beslag genomen. De bewaarder maakte hiervan een rapport ten behoeve van de directeur.

Regelmatig werden er zelfgemaakte messen gevonden. Deze messen waren van stukjes metaal die meegesmokkeld waren uit de werkzalen. Men verpakte op deze werkzaal onderdelen voor de autofabriek DAF en het kwam vaak voor dat in de grote kisten waar deze onderdelen inzaten, stukken metaal lagen die er op de fabriek ingevallen waren. De gedetineerde had uiteraard tijd zat om dit metaal te slijpen met een stukje steen en zand. Vervolgens werd er een handvat aangemaakt. Ook tandenborstels dienden als steekwapen. Er werd een spitse punt aan geslepen en er werd ook een handvat aangemaakt. Het was niet zo dat gedetineerden met deze spullen liepen te zwaaien, maar voor hen was de kick, het hebben van een wapen, voldoende. In mijn verdere loopbaan kwam het gelukkig niet vaak voor dat er gestoken werd, en dat was niet naar personeel maar naar medegedetineerden.

Drugs kwamen we tijdens zo’n celinspectie in de jaren ’70 niet vaak tegen. Het binnensmokkelen van drugs was erg moeilijk, contact met mensen van buiten was alleen tijdens het bezoek mogelijk, en daar zat een bewaarder tussen! Later met de invoering van gemeenschappelijk bezoek in een bezoekzaal waar zo’n acht à tien gedetineerden gelijktijdig bezoek hadden, was het overzicht door de twee bezoekbewaarders erg moeilijk. Grondige controle na afloop van het bezoek kon niet altijd plaatsvinden. Voor het volgende bezoekuur stonden de bezoekers en gedetineerden al weer klaar. De bezoekers waren al wel met een handdetector gecontroleerd en weer veel later waren er detectiepoorten net als op schiphol. Aan de celinspectie merkten we dat er redelijk wat drugs naar binnen gesmokkeld werden. Bezoekers die deze drugs mee hadden gebracht kregen een bezoekverbod van een paar weken, ook de gedetineerde mocht een aantal weken geen bezoek ontvangen.