’s Morgens om zeven uur werd centraal een originele scheepsbel geluid. Vanuit de keuken werden karren met broodbakken en theekannen naar de vleugels gebracht. Er was wit en bruin brood. Per etage was er een broodbak. De etagebewaarder had inmiddels een gedetineerde uit zijn cel gelaten, dit was de zogenaamde reiniger. Een felbegeerde baan.
Deze reiniger haalde voor zijn etage de broodbakken en dergelijke naar boven, en plaatste de bak op de etagekar. De bewaarder had een genummerde bestekbak die correspondeerde met het celnummer. Celdeur voor celdeur werd geopend met de volgende vraag: ‘’ Hoeveel brood? Wit of bruin?‘’ De reiniger schonk inmiddels thee in een mok. De bewaarder gaf het brood en het broodmes aan.
Hier startte de behandeling die een gedetineerde kon verdienen. Een vervelende gedetineerde moest zijn bed uit komen en alles netjes aan de deur aanpakken. Een gedetineerde die normaal in de omgang was, mocht in zijn bed blijven liggen, zijn brood en mes werden op de stoel gelegd die vlakbij de deur stond. Ook zijn mok werd daarop gevuld met thee. Na de ontbijtronde werden de gedetineerden die naar de werkzalen gingen het eerst in de gelegenheid gesteld om zich te gaan wassen in de centrale wasruimte op de etage. De toiletpot die in de cel stond werd in deze wasruimte in een aparte stortbak omgekeerd en schoon gespoeld.
Om kwart over acht werd het signaal gegeven dat de gedetineerden naar de werkzalen gestuurd konden worden. De etagebewaarder had de broodmessen al opgehaald. Werken is voor onveroordeelden niet verplicht. De meeste gedetineerden gingen werken om van de cel af te zijn en wat geld te verdienen. Dan was er nog een grote groep gedetineerden die niet naar een werkzaal wilden omdat daar teveel werd gezeurd over het feit waarvan ze verdacht werden.
In de cel werken was beperkt mogelijk. Men maakte wasknijpers. Het ijzeren veertje werd dan aan de knijper gemonteerd. Ook werden ten behoeve van dakgolfplaten spijkers voorzien van een rubberen ringetje en een klein ijzeren plaatje en dan in een kartonnen koker verpakt. Een collega van de arbeid kwam ’s morgens langs de cellen en haalde de gemaakte spullen op. Hij gaf ook weer nieuw materiaal. Ik heb in de loop der jaren miljoenen wasknijpers en spijkers voorbij zien komen.
De gedetineerden die op de cel waren, konden door middel van bellen aangeven dat ze gebruik wilden maken van de wasplaats of toiletruimte. Wij wisten als bewaarders dat er door gedetineerden afspraken gemaakt werden in de zin van ‘’ Ik bel om tien uur, doe jij dat ook? Dan zien we elkaar wel op de wasplaats’’. Tegenwoordig zouden we de wasplaats daarom omschrijven als ‘hangplek’. Maar dat woord was in 1970 nog niet zo uitgevonden. Vaak werden ze door ons aangespoord om weer terug te gaan naar hun cel omdat ook andere gedetineerden hadden gebeld om naar de wasruimte te gaan. Het was eigenlijk een spel met twee doelstellingen. De bewaarder moest de rust, orde en veiligheid handhaven. De gedetineerde had als doelstelling om zo lang mogelijk uit zijn cel te zijn.
Rond tien uur was er de koffie of theeronde. De etagereiniger haalde de kannen voor zijn etage op en maakte samen met de etagebewaarder een ronde. De gedetineerde kon kiezen tussen koffie of thee. Gedurende de gehele dag werden er gedetineerden opgroepen om naar een bepaalde persoon of afdeling te gaan. Gedetineerden konden een spreekbriefje invullen om iemand te spreken. Deze briefjes werden door de etagebewaarder verzameld en in het postvakje van de vernoemde persoon gedeponeerd. Onder begeleiding van een bewaarder werden ze dan naar de persoon (bijvoorbeeld de dokter) of afdeling (bijvoorbeeld de bibliotheek) gebracht.
Er werd ’s morgens op een dagelijks variabel tijdstip in groepen gelucht. De gedetineerden konden als ze wilden een uur naar de luchtplaats. Ook ’s middags was er weer een uur luchten. Tegen twaalf uur werd door de etagebewaarder het bestek op de cel gelegd. De gedetineerden die op de werkzalen werkten kwamen om twaalf uur terug naar hun cel. De etagereinigers haalden vanuit de keuken de vakken met etenspannetjes op en brachten deze naar hun etage. De pannetjes werden geplaatst op de etagekar. Celdeur voor celdeur werden deze pannetjes aan de gedetineerde gegeven. Regelmatig kwam het voor dat er pannen over waren omdat het eten niet gelust werd. Deze pannen mochten dan aan een andere gedetineerden worden gegeven die wat extra wilden. Meestal werd aangegeven door de gedetineerde ‘’Bewaarder geef mijn pan maar aan die persoon’’, en dit was dan zijn maatje. Ook op die manier wist je als bewaarder hoe de verhoudingen op je etage lagen. Om één uur klink weer het signaal dat de gedetineerden naar de werkzaal gestuurd konden worden. Het bestek en de etenspannen waren al ingenomen.
Rond drie uur was er een thee ronde. Tegen vijf uur kwamen de gedetineerden terug van de werkzalen. Half zes was de avondmaaltijd. De reinigers brachten de broodbakken en het broodbeleg naar de etage waar de etagebewaarder met de reiniger zijn ronde maakte. Er waren afgepaste porties beleg, en als de gedetineerde een speciaal dieet had voorgeschreven werd dit verstrekt. Er was koffie of thee en wit of bruin brood. Om de andere avond was er ’s avonds recreatie van zeven tot negen uur. De helft van de gedetineerden op de etages konden naar de recreatiezalen waar een TV stond. Er kon gespeeld worden op een paar tennistafels, damspelen, voetbalspeltafels, sjoelblokken en er werd gekaart met als inzet sigaretten .
Als ik dienst had en ’s avonds toezicht had op zo’n recreatiezaal, wist mijn vrouw als ik thuis kwam dat ik toezicht recreatie had gehad. Mijn uniform stonk namelijk naar sigarettenrook. De bewaarder met toezicht recreatie nam plaats, zodanig dat er geen gedetineerden achter zijn rug waren. Hij zat in de buurt van de alarmbel. Waren er calamiteiten dan werd er alarm geslagen. Collega’s van de etages stormden naar de ruimte waar het alarm was gegeven en handelden naar gelang van de situatie. Meestal was de situatie verbaal weer in het gareel te brengen. Bij vechtpartijen tussen gedetineerden werden ze naar hun cellen verwezen. De bewaarder die toezicht had maakte een rapport op van wat er gebeurd was. Dit rapport werd de andere dag afgehandeld door de directeur. Bij voetbalwedstrijden of TV maakte de directie meestal een uitzondering. De gehele gedetineerde bevolking kon naar de recreatiezalen om de gehele wedstrijd te zien, ook als die uitliep tot bijvoorbeeld tien uur. Er waren dan zo’n 200 gedetineerden tegelijk uit de cel en ongeveer 25 bewaarders in dienst. Dit was zo’n avond waar een bewaarder achter een gesloten hekwerk zat met een pistool binnen handbereik. Nog nooit heb ik meegemaakt dat het verkeerd ging.
’s Avonds negen uur was het einde van de recreatie en werden de gedetineerden ingesloten. Dit was tevens het begin van de nachtdienst. Niemand mocht meer de cel uit. De collega’s van de nachtdienst (vier bewaarders) kwamen in dienst. De bewaarders van de avonddienst tot tien uur, deelden de medicatie uit op zijn etage. Met een lijst ging hij langs de cellen waarop stond wie welke medicijn kreeg. Bij sommige gedetineerden stond vermeld dat er controle moest plaatsvinden dat de medicatie ook daadwerkelijk werd ingenomen. Dit gebeurde door na de verstrekking even met de man te blijven praten en hem ook zijn mond open te laten doen. Ook stond vermeld welke middelen in een opgeloste vorm verstrekt moesten worden. De slaapmiddelen waren altijd vloeibaar, dit was Broom. Met een pipet moesten wij druppeltjes doseren in een glaasje water. Dit was bij iedere gedetineerde verschillend en volgens voorschrift van de gestichtstarts. Soms telden we de druppels wel eens verkeerd. Dit was geen ramp, we begonnen weer gewoon opnieuw te tellen in hetzelfde glas, en de gedetineerde sliep er goed op! Tegen tien uur ging de avonddienst naar huis, met een steevaste groet aan de collega’s van de nachtdienst: ‘’Een goede wacht!’’
Misschien aardig te vertellen dat het minimum aantal knijpers per dag enkele duizenden moest zijn en dat de gedetineerden er in het begin aardig wat blaren aan overhielden.